Elisabeth Kübler-Ross was een wereldberoemde medicus, psychiater en thanatoloog. Ze deed o.a. onderzoek naar sterven en dood. In de ontelbare uren die ze bij stervenden doorbracht, maakte ze aantekeningen van hun gedrag en noteerde ze hun uitspraken. Het werd haar duidelijk dat zij die door de dood zijn getekend, niet aan hallucinaties lijden wanneer ze beweren gestorven personen te zien die hen opwachten. Klinisch dode blinden deelden haar mee dat ze tijdens de uittreding uit hun lichaam weer konden zien.
De stervenden en de weer tot leven gewekte klinisch doden zijn de belangrijkste bronnen voor het onderzoek van Elisabeth naar het leven na de dood. Uit het onderzoek vloeit voort “dat elke soort dood waarover wetenschappers spreken, in realiteit helemaal niet bestaat; de dood is immers een overgaan in een nieuwe bewustzijnstoestand, waarin men doorgaat met voelen, zien, horen, begrijpen, lachten en waarin men de mogelijkheid heeft om zowel qua ziel als qua geest te groeien.”
“En het enige dat we bij deze transformatie verliezen is precies wat we niet langer nodig hebben, namelijk ons fysieke lichaam.”
“De meeste mensen beschouwen hun moeilijke levensomstandigheden, hun beproevingen, hun tegenspoed, hun verschrikkingen en als wat ze moeten verliezen als een vloek, als een straf van God, als iets negatiefs. Kon men toch maar inzien dat niets wat je overkomt, negatief is, en ik beklemtoon, niets en niets! Alle slagen van het noodlot, elke pijn en zelfs de allerergste verliezen die je te dragen krijgt, en ook alles waarvan je naderhand zegt: “Als ik het van tevoren had geweten, zou ik niet gedacht hebben dat ik dit kon overleven.”… het zijn allemaal geschenken. We kunnen onze pijn en de slagen van het noodlot met het smeden van gloeiend ijzer vergelijken. Het is een gelegenheid die je wordt geboden om geestelijk te groeien. Die groei is de enige reden van ons bestaan op aarde. Je kunt niet tot geestelijke wasdom komen wanneer je in een schitterende bloementuin zit en je door een bediende het verrukkelijkste eten laat serveren. Je groeit als je ziek bent, als je pijn hebt, als je een smartelijk verlies moet incasseren.”
“Belangrijk is te weten dat ieder mens afzonderlijk, vanaf zijn eerste ademhaling tot het moment waarop hij zich overgeeft aan de grote verandering en zo zijn fysieke existentie beëindigt, wordt omgeven door geleiders en beschermengelen die hem opwachten en hem bij de overgang van het aardse bestaan naar het leven in het hiernamaals behulpzaam zullen zijn. Steeds ook zullen we worden ontvangen door hen die ons in de dood zijn voorgegaan en van wie wij vroeger hebben gehouden. Dat kunnen bijvoorbeeld kinderen van ons zijn die wij vroeg verloren, of grootouders, vader, moeder of andere personen die ons tijdens hun leven op aarde na stonden.”
Bron: Elisabeth Kübler-Ross – Over de dood en het leven daarna – ISBN 978 90 263 2093 4
Zie ook: Lorna Byrne – Engelen in mijn haar – ISBN 978 90 492 0078 7